Elke wereld kent zijn jargon. Elke omgeving zijn eigen manier van praten. Het afgelopen jaar bracht echter een nieuw soort jargon naar voren. De crisistaal. Avond aan avond zijn we overstelpt met negatieve berichten. En deze berichten kennen zo hun eigen (negatieve) taalwonderen. Een kleine bloemlezing uit de crisistaal van 2011. Dat we deze woorden in 2012 maar minder mogen horen...
- Recessie.
- Neergang.
- Economische crisis.
- Kredietcrisis.
- Bankencrisis.
- Schuldencrisis.
- Noodinjecties.
- Malaise.
- De ondergang van.
- Dieptepunt.
- Verliezen.
- Afremmen.
- Het mes zetten in.
- Pijn.
- Tegen de verwachtingen in.
- Massaontslagen.
- Daling.
- Jeugdwerkloosheid.
- Stresstests.
- Beleggingsfraude.
- Opkoopregeling.
- Rode cijfers.
- Staatsschuld.
- Failliet.
- Krimp.
- Schrappen (banen).
- Snijden.
- Nettoverlies.
- Crisisberaad.
- Inflatie.
- Bezuinigingsplannen.
- Problemen.
- Vrezen.
- Ontslaggolf.
- Hervormingen.
- Miljardenplannen.
- Bezweren.
- Betalingspauze.
- Tophypotheken.
- Ontoereikend.
- Miljardenlening.
- Noodpakket.
- Zwak.
- Reddingsprogramma.
- Garantieregeling.
- Kapitaalinjectie.
- Koersverliezen.
- Miljardenfonds.
- Laagterecords.
- Kwakkelen.
- Bankroet.
- Tragedie.
- Zorgenkind.
- Vangnetten.
- Mislukt
- Et cetera ad nauseum.
Update 1:
- Angstcultuur
- Exorbitant
- Snoeipakket
- Schuldenplafond